O my Oman!

12-01-2018

Een totaal andere wereld op nog geen 7 uur vliegen. Dat is Oman. Een land met overweldigende natuur, hoge bergen, weelderige wadi's, vriendelijk lachende mensen, netjes aangeharkte steden en snelwegen waar wij nog een puntje aan kunnen zuigen in de Westerse Wereld. 

Er is 1 ding dat Oman niet is. Gezellig. Ik weet het, een truttig woord. Een typisch Nederlands, niet te vertalen woord, dat je zowel gebruikt voor de verjaardag van je oma als voor een goeie kroegavond met vrienden. Voor de vrijmibo en een kampvuur op een lange zomeravond. Kortom: een woord waar je alle kanten mee op kunt. Maar dus niet in Oman. 

Lekker gezellig

Daar kreeg het belang van 'gezelligheid' een hele nieuwe dimensie in de 10 dagen dat wij er rondreden. Neem de huizen. Die zijn groot, vrijstaand en opgezet als mini-paleisjes. Inclusief een dikke, dikke muur eromheen. 's Avonds zijn die huizen best wel donker, dus je vraagt je af wat iedereen doet daar binnen. Van een expat-koppel hoorden we dat de meeste huizen twee ingangen hebben: 1 voor vrouwen en 1 voor mannen. Beneden is een grote mannenkamer, vrouwen zitten ergens op de eerste verdieping vlakbij de keuken. Hun levens zijn zoveel mogelijk gescheiden. Mannen gaan in het weekend met hun maten uit spelen in de woestijn (wat zoveel betekent als in hun 4 wheeldrives zo hard mogelijk door het zand crossen), terwijl de vrouwen thuis blijven bij de kinderschaar. Als de dames wel buiten komen, dragen ze zwarte jurken en hoofddoeken die na de bruiloft alleen nog hun ogen vrijlaten en die twee ogen kan ik je vertellen, spreken boekdelen. Een coffeeshop in Oman, betekent ook echt dat je er koffie drinkt. En vooruit, thee. Heel veel thee. En sapjes.  

Drooglegging

Afijn, je voelt hem al aankomen. Oman ligt droog. Alcohol is er verboden, tenzij je een vergunning hebt. Die krijg je alleen voor veel geld, met tig recente pasfoto's, tachtig identiteitsbewijzen, in een onvindbaar kantoortje dat nooit open is. Met een vergunning kun je drank kopen, dat je dan in je donkere huis-met-dikke-muur mag opdrinken. Je mag er niet mee over straat, laat staan dat het rijkelijk vloeit op een leuk terrasje. Dus als je na een lange dag rijden aankomt in je Airbenb, waar zowaar een straat met leuke terrasjes om de hoek ligt en je je eens lekker in een bank met uitnodigende kussens nestelt, voor een fijn, verdiend glas Chardonnay, kom je bedrogen uit. Thee kun je krijgen. Koffie. En sapjes. Als die ons op dag vier de neus uitkomen, pakken we uit wanhoop een taxi naar een prachtig hotel, twintig kilometer verderop, waar we gelukzalig de uitgebreide wijnkaart bekijken en met enige schaamte concluderen dat lekker eten en drinken toch wel vrij onmisbaar zijn op vakantie.

Maar o wat mooi

Los van de 'ongezelligheid' is het wel een prachtig land van een soort rauwe, nog niet verpestte  schoonheid. Rotsen zo hoog, met kraters zo diep, dat het lijkt of we in de Grand Canyon zijn. Wadi Shab (een rivierbedding) waar je kilometers in kunt lopen, tussen die rotswanden, om dan zwemmend verder te gaan in lauw water uit een natuurlijke bron, om na twintig minuten zwemmen, door een piepkleine rotsopening in een grot terecht te komen, waar ze in menig tropisch zwemparadijs jaloers op zouden zijn. Een natuurlijk bad, waar de zon in een heldere streep door het plafond prikt, met een waterval, helemaal voor jezelf. Het fijne zand van de woestijn, waar je alleen met zo'n 4wheeldrive kunt komen en je tegen zonsondergang naar boven crosst om daar on top of the world te zien hoe hij oranje, vlammend ondergaat. Het mooiste hotel waar we ooit gezeten hebben, op 2000 meter, midden in de bergen na een tocht waarbij de temperatuur binnen een half uur van 24 graden naar 8 zakte. Waar diezelfde zon achter de rotsen verdwijnt, tijdens het Happy Hour (mét drank, jaja), omringt door de warme vlammen van de terrasverwarmers. De immense moskeeën (op elke hoek staat er wel één), waar je alleen in mag in kleren die alles verhullen en waar ook Westerse vrouwen een hoofddoek om moeten. Daar wordt ik inwendig wel een beetje opstandig van, maar de enorme koepels, glimmende vloeren, gigantische tapijten en blinkende kroonluchters laat ik om die reden natuurlijk toch niet aan me voorbij gaan. We zien kamelen in de laadbakken van pickup-trucks, genieten van de verse hummus, tajines en pide's, ondergaan de administratieve handelingen bij de zwaar bewaakte grensovergangen en ontwijken het verkeer dat ons van alle kanten tegelijk inhaalt en afsnijdt. 

Een compleet andere wereld, zeg dat. Gaan we er nog een keer heen? Nee. Eén keer is precies genoeg. Hadden we het willen missen? Nee. Daarvoor was het te bijzonder, de mensen te aardig en de natuur te mooi.